Algemeen beeld
Dit hoofdstuk geeft een landelijk beeld van de keuzes die door hogescholen en universiteiten zijn gemaakt om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Belangrijk is te weten dat dit beeld gemaakt is op basis van de plannen die zijn ingediend voor de eerste beoordeling en op de jaarverslagen van 2019. De plannen die in tweede instantie zijn ingediend of mogelijke aanpassingen en wijzigingen als gevolg van de coronapandemie, zijn niet meegenomen in dit beeld.
Zoals in de sectorakkoorden is vastgelegd moeten de plannen aansluiten bij een of meerdere van de zes vooraf overeengekomen thema’s:
- Intensiever en kleinschalig onderwijs (onderwijsintensiteit).
- Meer en betere begeleiding van studenten (studentbegeleiding).
- Studiesucces, waaronder doorstroom, toegankelijkheid en gelijke kansen (studiesucces).
- Onderwijsdifferentiatie, waaronder talentontwikkeling binnen en buiten de studie (onderwijsdifferentiatie).
- Passende en goede onderwijsfaciliteiten (onderwijsfaciliteiten).
- Verdere professionalisering van docenten (docentkwaliteit).
Uit de ingediende plannen blijkt dat twee instellingen hun inspanningen richten op één thema en eveneens twee instellingen kiezen ervoor hun energie te richten op twee thema’s. Van de in totaal 54 instellingen die deelnemen aan de kwaliteitsafspraken, kiezen 23 instellingen ervoor om afspraken over de verbetering van het onderwijs te maken op alle zes de thema’s.
De keuze voor het aantal thema’s dat onderdeel uitmaakt van de afspraken, hangt niet samen met de grootte van een instelling of de oriëntatie (hogeschool of universiteit). De twee onderstaande grafieken gaan over de 23 instellingen die plannen hebben geformuleerd op alle zes de thema’s. Hierin is te zien dat vooral hogescholen hiervoor hebben gekozen. Daarnaast is te zien dat ongeveer de helft van deze 23 instellingen, een grote instelling is.
LEES MEER
Algemeen beeld
Ook is bekeken welke thema’s door de instellingen zijn uitgewerkt in specifieke plannen voor de verbetering van het onderwijs. Zoals in de tabel hieronder zichtbaar is, valt op dat de meest gekozen thema's in de plannen van de instellingen ‘onderwijsfaciliteiten’, ‘studentbegeleiding’ en ‘docentkwaliteit’ zijn.
Dat er minder plannen zijn ontwikkeld op de thema’s onderwijsintensiteit, studiesucces en onderwijsdifferentiatie is wellicht verklaarbaar door het feit dat deze thema’s onderdeel uitmaakten van de vorige sectorafspraken (prestatieafspraken).
Overigens zegt het aantal in de instellingsplannen gekozen thema's niet veel over de feitelijke inzet op die thema’s, zowel in personele inzet als in middelen. Op basis van de initiële plannen waarop deze analyse is gebaseerd, lijken de meeste middelen te gaan naar plannen op de thema's ‘onderwijsintensiteit’, gevolgd door ‘onderwijsfaciliteiten’. Hier hoort wel een duidelijke kanttekening bij: Ongeveer een derde van de plannen richten zich op meerdere thema's en zijn door ons niet specifiek in te delen. Dat zijn hoofdzakelijk plannen die op facultair niveau zijn ontwikkeld. Die plannen zijn door de panels beoordeeld op basis van aanvullend materiaal.
De kwaliteitsafspraken zijn plannen op instellingsniveau, maar de planvorming is ook op het niveau van faculteiten, scholen of academies tot stand gekomen. Het stond instellingen vrij om te bepalen of de plannen centraal of decentraal werden opgesteld. In de beoordeling werd zichtbaar dat de al bestaande interne sturing van een instelling veelal bepaalde hoe de planvorming tot stand kwam. Uit de onderstaande grafiek wordt duidelijk dat plannen waar de meeste middelen naar toe gaan, centraal zijn opgesteld. Alleen een klein deel is volledig decentraal opgesteld en ruim 30% is een samenspel tussen centrale en decentrale planvorming.
Dat er minder plannen zijn ontwikkeld op de thema’s onderwijsintensiteit, studiesucces en onderwijsdifferentiatie is wellicht verklaarbaar door het feit dat deze thema’s onderdeel uitmaakten van de vorige sectorafspraken (prestatieafspraken).
Overigens zegt het aantal in de instellingsplannen gekozen thema's niet veel over de feitelijke inzet op die thema’s, zowel in personele inzet als in middelen. Op basis van de initiële plannen waarop deze analyse is gebaseerd, lijken de meeste middelen te gaan naar plannen op de thema's ‘onderwijsintensiteit’, gevolgd door ‘onderwijsfaciliteiten’. Hier hoort wel een duidelijke kanttekening bij: Ongeveer een derde van de plannen richten zich op meerdere thema's en zijn door ons niet specifiek in te delen. Dat zijn hoofdzakelijk plannen die op facultair niveau zijn ontwikkeld. Die plannen zijn door de panels beoordeeld op basis van aanvullend materiaal.
De kwaliteitsafspraken zijn plannen op instellingsniveau, maar de planvorming is ook op het niveau van faculteiten, scholen of academies tot stand gekomen. Het stond instellingen vrij om te bepalen of de plannen centraal of decentraal werden opgesteld. In de beoordeling werd zichtbaar dat de al bestaande interne sturing van een instelling veelal bepaalde hoe de planvorming tot stand kwam. Uit de onderstaande grafiek wordt duidelijk dat plannen waar de meeste middelen naar toe gaan, centraal zijn opgesteld. Alleen een klein deel is volledig decentraal opgesteld en ruim 30% is een samenspel tussen centrale en decentrale planvorming.
Uit de analyse blijkt dat vooral de grootte van een instelling bepaalt of de middelen centraal of decentraal worden besteed. Bij instellingen met een beperkt aantal opleidingen zijn vrijwel alleen centrale plannen ingediend. Bij middelgrote instellingen verschuift dat beeld iets maar vooral bij grote instellingen is een mix van centrale en decentrale plannen en bestedingen de meest gekozen vorm. Dit is te zien in Figuur 6.