INTERNATIONAAL
Flexibele opleidingsgrenzen
Mark Frederiks, beleidsmedewerker en coördinator internationaal NVAO
Meer en meer opleidingen worden georganiseerd over grenzen heen, door middel van samenwerkingsverbanden van hogeronderwijsinstellingen uit verschillende landen. Hoeveel van deze joint-programmes er precies zijn weet niemand, maar volgens schattingen zijn het er enkele duizenden.
Sinds jaar en dag stimuleren de Europese Commissie en de onderwijsministers van de Europese Hoger Onderwijs Ruimte het aanbieden van gezamenlijke opleidingen. In deze intensieve samenwerking krijgt de Europese samenwerking en mobiliteit op aansprekende en praktische wijze gestalte. Door de verschillen in nationale hogeronderwijsregelgeving is het opzetten van een joint programme echter niet eenvoudig. Ook de accreditatie geschiedt nationaal met verschillende kaders en soms tegenstrijdige criteria, met meerdere panels, zelfevaluatierapporten, visitaties en beoordelingsrapporten.
Eén kader, één beoordeling
Gelukkig hebben de Europese onderwijsministers hiervoor in mei 2015 een oplossing aangegeven: de zogenoemde European Approach for Quality Assurance of Joint Programmes. Dit is een Europees kader met negen kwaliteitsstandaarden. Voor de beoordelingsprocedure zijn er eveneens negen bepalingen, bijvoorbeeld betreffende het zelfevaluatierapport, de panelsamenstelling en de visitatie.
Sinds de European Approach volstaat één beoordeling op één locatie met informatie over de gehele door de samenwerkende instellingen verzorgde opleiding volstaat. De beoordeling aan de hand van dit Europese kader kan worden uitgevoerd door een van de 45 kwaliteitszorgorganisaties die zijn opgenomen in het Europese register EQAR. Daarmee wordt een zekere vormvrijheid geboden want elke organisatie heeft een eigen beoordelingswijze. Een positief resultaat van deze beoordeling is zes jaar geldig en zou aanvaard moeten worden in alle Europese landen, zonder bijkomende nationale eisen en beoordelingen.
Titanenwerk
De eerste beoordeling volgens de European Approach heeft de NVAO in 2016 uitgevoerd. Sindsdien hebben twee Duitse en een Oostenrijkse accreditatieorganisatie eveneens dergelijke beoordelingen gedaan. Veranderingen in nationale wetgeving om uitvoering en acceptatie van de European Approach mogelijk te maken, kosten echter veel tijd. Om de invoering te bespoedigen heeft het Europese Consortium van Accreditatieorganisaties (ECA), die met het JOQAR project aan de wieg stond van de European Approach, een nieuw Europees project opgestart: “Facilitating implementation of the European Approach for Quality Assurance of Joint Programmes” (ImpEA). Onder dit project worden momenteel vier beoordelingen uitgevoerd volgens de European Approach. De praktische leerervaringen die dit oplevert worden gebruikt om een online toolkit voor de toepassing van de European Approach te ontwikkelen waarmee instellingen en kwaliteitszorgorganisaties aan de slag kunnen. Wanneer de nationale overheden ook de vereiste aanpassingen van de regelgeving doorvoeren, kan de toepassing van de European Approach eindelijk vleugels krijgen.
Hoewel dit zeker niet snel geregeld zal zijn, is het hoopvol dat tijdens het Parijs Communiqué van mei 2018 de Europese ministers hebben uitgesproken de invoering van de European Approach mogelijk te maken en te willen promoten. Voor Nederlandse en Vlaamse hogeronderwijsinstellingen die joint programmes hebben opgezet of dit willen gaan doen, is dan een belangrijke horde genomen.